We zijn in Oost-Afrika, aan het eind van de Eerste Wereldoorlog. De Duitsers in dat deel van het Afrikaanse continent moeten strijd leveren tegen de troepen van de geallieerden: Fransen, Belgen, Engelsen en Portugezen. Josef, een jongen van 17 jaar, is de zoon van een autoritaire en strenge dominee. Als hartstochtelijk liefhebber van vliegen, gebruikt zijn vader een Albatros tweedekker om de kolonisten als dokter en man van de kerk te bezoeken. Dat is een onvoorstelbare luxe. Zelfs de troepen van Von Lettow-Vorbeck, gelegerd in Oost- Afrika, hebben immers geen vliegtuig! Het lukt Josef zijn vader over te halen om hem achter de stuurknuppel plaats te laten nemen. Hij droomt ervan zelf piloot te worden... Maar de oorlog zet de gebeurtenissen in een hogere versnelling. Na een hevige woordenwisseling met een Duitse kolonist die door de dominee wordt verzorgd en een diepgaand geschil met zijn vader, vliegt Josef weg met de Albatros, vastbesloten om naar zijn oom te gaan, een militair met een kort lontje.